1. Het Debat
1. Het format van het debat
1. Het debat wordt gevoerd tussen twee teams van twee personen (leden van het parlement) ten overstaan van een één- of meerkoppige jury.
2. Teams bestaan uit de volgende leden:
Regering:
Minister President en Afgevaardigde van de Regering;
Oppositie:
Leider van de Oppositie en Afgevaardigde van de Oppositie.
3. De deelnemers zullen in de volgende volgorde een betoog houden:
Opbouwende beurten:
a. Minister President;
b. Leider van de Oppositie;
c. Afgevaardigde van de Regering;
d. Afgevaardigde van de Oppositie;
Samenvattende beurten:
e. Leider van de Oppositie;
f. Minister President.
4. Deelnemers houden een betoog en zij kunnen interrupties aanvragen tijdens de opbouwende beurten van hun tegenstanders.
2. De stelling
1. De stelling moet ondubbelzinnig verwoord zijn.
2. De deelnemers moeten over de stelling debatteren in de geest van de stelling en in de geest van het toernooi.
3. Voorbereiding
1. Het debat begint vijftien minuten nadat de stelling is uitgesproken.
2. Deelnemers mogen gedrukt en geschreven materiaal gebruiken tijdens de voorbereiding en het debat. Boeken, kranten en tijdschriften e.d. worden tot gedrukt materiaal gerekend.
4. Interrupties
1. Interrupties (vragen, gericht aan de deelnemer die een betoog aan het houden is) kunnen na de eerste en voor de laatste minuut van een opbouwende beurt aangevraagd worden.
2. Om een interruptie aan te vragen moet een deelnemer opstaan en de woorden “interruptie alstublieft” of soortgelijke woorden gebruiken.
3. De spreker heeft het recht een Interruptie te accepteren of te weigeren.
4. Interrupties mogen niet langer dan vijftien seconden duren.
5. Deelnemers moeten proberen om gedurende hun opbouwende beurt tenminste twee Interrupties te beantwoorden. Deelnemers moeten ook Interrupties aanvragen.
6. “Points of Order” en “Points of Personal Privilege” zijn niet toegestaan.
5. Timing van de betogen
1. Opbouwende beurten duren vier, samenvattende beurten duren twee minuten. Het einde van een beurt wordt aangegeven door twee hamerslagen (door twee keer met een hamer (of een vuist) op de tafel te kloppen).
2. Interrupties mogen tussen de eerste en de laatste minuut van een opbouwende beurt geplaatst worden. Het einde van de eerste en het begin van de laatste minuut worden aangegeven met een hamerslag.
2. Definities
1. De definitie van de stelling
1. De definitie moet aangeven over welk onderwerp (of onderwerpen) voortkomende uit de stelling gedebatteerd gaat worden en moet betekenis geven aan begrippen in de stelling die interpretatie vereisen.
2. De Minister President geeft de definitie aan het begin van zijn of haar opbouwende beurt.
3. De definitie moet:
a. een duidelijke en logische link met de stelling hebben – dit betekent dat een persoon met gemiddeld verstand de link tussen de stelling en de definitie zou accepteren (wanneer dit niet het geval is heet de definitie ook wel een “squirrel”);
b. geen bewijs op zichzelf zijn – een definitie is bewijs an sich als zij inhoudt dat iets wel of niet gedaan zou moeten worden en er is redelijkerwijs niets tegen in te brengen. Een definitie kan ook bewijs voor zichzelf zijn als zij inhoudt dat een bepaalde stand van zaken wel of niet bestaat en er is redelijkerwijs niets tegen in te brengen (deze definities heten ook wel “truisms”).
c. niet tijdgebonden zijn – dit betekent dat het debat betrekking moet hebben op het heden en dat de definitie het debat niet exclusief in het verleden of de toekomst kan plaatsen;
d. niet op onredelijke wijze plaatsgebonden zijn – dit betekent dat de definitie het debat niet nauw tot een bepaalde geografische of politieke eenheid kan beperken in dergelijke mate dat van een deelnemer van de competitie niet redelijkerwijs verwacht zou kunnen worden dat hij/zij kennis van die eenheid heeft.
2. De definitie aanvallen
1. De Leider van de Oppositie kan de definitie aanvallen als deze clausule 2.1.3 van dit reglement schendt. Hij/zij moet dan wel duidelijk aangeven dat de definitie wordt aangevallen.
2. De Leider van de Oppositie moet een alternatief voor de definitie van de Minister President geven als die wordt aangevallen.
3. Het beoordelen van het aanvallen van de definitie
1. De jury bepaalt dat de definitie onredelijk is wanneer deze clausule 2.1.3 van dit reglement schendt.
2. De deelnemers die beweren dat de definitie onredelijk is hebben de bewijslast om dit aan te tonen.
3. Als de definitie van de Regering onredelijk is, dan moet de Oppositie deze vervangen door een andere definitie, die door de jury geaccepteerd moet worden, behalve als ook die onredelijk is.
3. Inhoud
1. De definitie van inhoud
1. Inhoud wordt gevormd door de argumenten die een spreker gebruikt om zijn of haar case te versterken en het publiek te overtuigen
2. Tot inhoud behoren argumenten en redeneringen, voorbeelden, analyse van case-studies, feiten en elk ander materiaal dat de case zou kunnen versterken.
3. Tot inhoud behoren positief materiaal en weerlegging (argumenten speciaal bedoeld om de argumenten van de tegenstanders te weerleggen). Tot inhoud behoren ook de interrupties.
2. De elementen van inhoud
1. Inhoud moet relevant, logisch en consistent zijn
2. Inhoud moet relevant zijn. Het moet te maken hebben met de geschilpunten van het debat: positief materiaal moet de case die vertegenwoordigd wordt ondersteunen en weerlegging moet ingaan op het materiaal dat door de tegenstanders naar voren wordt gebracht. De spreker moet op passende wijze prioriteit en tijdsduur toebedelen aan de dynamische geschilpunten van het debat.
3. Inhoud moet logisch zijn. Argumenten moeten logisch uitgewerkt worden teneinde helder, goed beredeneerd en dus plausibel te zijn. De conclusie van argumenten moet de case van de spreker ondersteunen.
4. Inhoud moet consistent zijn. Sprekers moeten er voor zorgen dat de inhoud die zij presenteren consistent is binnen hun eigen speech en binnen hun team.
5. Alle deelnemers moeten in hun betoog positief materiaal presenteren, behalve in de samenvattende beurten. Daarin zijn nieuwe argumenten niet toegestaan.
3. Het beoordelen van inhoud
1. De gepresenteerde inhoud moet overtuigend zijn. De elementen van inhoud moeten een jury helpen om de overtuigingskracht en geloofwaardigheid van inhoud te beoordelen.
2. Inhoud moet beoordeeld worden als door een gemiddeld redelijk persoon. De jury moet de gepresenteerde inhoud analyseren en zijn overtuigingskracht beoordelen, zonder daarbij specialistische kennis die zij van het onderwerp van het debat heeft in beschouwing te nemen.
3. De jury mag geen vooroordelen in haar besluit meenemen. De sprekers mogen niet gediscrimineerd worden op basis van religie, sekse, ras, huidskleur, nationaliteit, seksuele voorkeur, leeftijd, sociale status of handicaps.
4. Interrupties moeten beoordeeld worden naar de invloed die zij hebben op de overtuigingskracht van de case van zowel de spreker dat de interruptie beantwoordt als het lid dat de interruptie aangevraagd heeft.
3A. Geen status Quo
De voorstanders moeten de stelling zo invullen dat er een verandering ten opzichte van de huidige status wordt voorgestel. Het is dus NIET toegestaan als voorstander de bestaande situatie te verdedigen maar er moet daadwerkelijk iets nieuws worden aangedragen.
4. Vorm
1. De definitie van vorm
1. De vorm is de presentatie van het betoog. Dat wil zeggen de stijl en structuur die een spreker gebruikt om zijn of haar case uit te bouwen en het publiek te overtuigen.
2. Vorm bestaat uit vele verschillende elementen. Sommige van deze elementen, maar niet alle, worden hieronder vermeld.
2. De elementen van stijl
1. De elementen van stijl omvatten oogcontact, stemvariatie, handgebaren, taal, het gebruik van notities en elk ander element dat invloed kan hebben op de effectiviteit van de presentatie van de spreker.
2. Oogcontact zal een spreker in het algemeen helpen een publiek te overtuigen omdat hij/zij dan oprechter overkomt.
3. Stemvariatie zal een spreker in het algemeen helpen een publiek te overtuigen omdat hij/zij zo belangrijke argumenten kan benadrukken en de aandacht van het publiek kan vasthouden. Dit omvat tempo, toon en het volume van zijn/haar stem en het gebruik van pauzes.
4. Handgebaren zullen een spreker in het algemeen helpen om belangrijke argumenten te benadrukken. Buitensporige bewegingen van de handen kunnen echter afleiden en de oplettendheid van het publiek ten aanzien van de argumentatie doen verminderen.
5. Taal moet helder en eenvoudig zijn. Sprekers die taal gebruiken die te breedsprakig of verwarrend is kunnen afbreuk doen aan het argument als zij de aandacht van het publiek verliezen.
6. Het gebruik van aantekeningen is toegestaan, maar de spreker moet ervoor waken dat hij of zij niet te veel op aantekeningen vertrouwt en zo afbreuk doet aan andere elementen van de vorm.
3. De elementen van structuur
1. Tot de elementen van structuur behoren de structuur van het betoog van de spreker en de structuur van het betoog van het team.
2. De inhoud van het betoog van elke spreker moet gestructureerd zijn. De spreker moet zijn of haar inhoud organiseren om zo de effectiviteit van zijn of haar presentatie te vergroten. De opbouwende betogen moeten:
a. een introductie, een aantal argumenten bevatten en een conclusie;
b. goed getimed zijn, in overeenstemming met de tijdsgrenzen en de eis om op passende wijze prioriteit en tijdsduur toe te bedelen aan de dynamische geschilpunten van het debat.
3. De strategie van het team moet gestructureerd zijn. Het team moet zijn inhoud organiseren om zo de effectiviteit van zijn presentatie te vergroten. Het team moet:
a. de onderwerpen van het debat op consistente wijze benaderen;
b. positief materiaal aan beide sprekers toewijzen.
4. Het beoordelen van de vorm
1. De jury moet de elementen van de vorm in hun totaliteit beoordelen om de effectiviteit van de presentatie van een spreker te beoordelen. De jury moet beoordelen of de presentatie van een spreker versterkt of verzwakt is door zijn vorm.
2. De jury moet zich ervan bewust zijn dat er in Nederland veel verschillende gepaste stijlen bestaan en dat zij bepaalde sprekers niet mag discrimineren omdat zijn of haar vorm als “ongepast Parlementair Debatteren” zou zijn afgedaan binnen haar eigen vereniging.
3. De jury mag geen vooroordelen in haar besluit meenemen. De sprekers mogen niet gediscrimineerd worden op religie, sekse, ras, huidskleur, nationaliteit, taal, seksuele voorkeur, leeftijd, sociale status, handicaps of welke andere grond ook.
5. De Jury
1. De rol van de jury
1. De jury moet:
a. het debat onderling bespreken;
b. bepalen welk team gewonnen heeft;
c. het oordeel mondeling aan de sprekers toelichten.
2. De jury moet proberen overeenstemming te krijgen over de beoordeling van het debat. De jury moet daarom overleggen in een sfeer van samenwerking en wederzijds respect.
3. De jury moet erkennen dat haar deelnemers er verschillende of tegengestelde meningen op na kunnen houden. Daarom moeten haar deelnemers proberen zich te baseren op dit reglement om zo de subjectiviteit te beperken en een consistente benadering van de beoordeling van het debat te bewerkstelligen.
2. Bepalen van het winnende team
1. Er wint altijd een team, gelijk spel is dus uitgesloten.
2. Een team dat niet op komt dagen heeft verloren.
3. Een team heeft verloren als de jury tot het unanieme oordeel komt dat een van de sprekers van het team een andere spreker kwetst op basis van geloofsovertuiging, sekse, ras, huidskleur, nationaliteit, seksuele voorkeur of handicaps.
4. Per debat zijn er in de voorrondes per spreker (dus niet per team) 50 tot 100 punten te verdelen voor gedetailleerde informatie zie “korte beschrijving criteria juryformulier” en “juryformulier”. Het team met het hoogste aantal sprekerspunten wint het debat.
5. De 4 teams met het hoogste aantal sprekerspunten gaan door naar de halve finale. A. Indien meerdere teams een gelijk aantal sprekerspunten behaalt, gaat het team met de meeste overwinningen door.
B. Als ook dat gelijk is valt het team met daarin de spreker met het laagste aantal individuele sprekerspunten af.
C. Als ook dat gelijk is en de teams hebben in de voorrondes tegen elkaar gedebatteerd dan telt het onderlinge resultaat. Als ook dat gelijk is of niet tegen elkaar hebben gedebatteerd in de voorronde beslist de organisatie.
3. Toelichting oordeel jury
1. Aan het einde van het overleg maakt de jury bekend welk team gewonnen heeft.
2. De sprekers mogen de jury tijdens of na het debat niet onheus bejegenen, beledigen of bedreigen. Overtreding kan, afgezien van strafrechtelijke consequenties, leiden tot uitsluiting van het toernooi.
3. De sprekers kunnen juryleden benaderen voor verdere opheldering. Dit dient op een beleefde en niet-confronterende wijze te geschieden.